De Oppersukkel

Peter Luining email at ctrlaltdel.org
Wed Nov 9 18:23:03 CET 2005


Dit geschrift is het einde van elk begin dat niet voortspruit
uit de ijzeren wetten van de logica, welke ontstaan uit de
zweepslagen die de wetenschapper afvuurt op moeder aarde.
Daarom zal wat komen gaat uw hersenschors prikkelen zoals de
penis van een mannetjesaap de eierstokken van het
vrouwtjesdier prikkelt als het te diep penetreert. Dus u bent
gewaarschuwd want niet iedereen is opgewassen tegen de
grenzenloze vunzigheid die dit pamflet zal ontvouwen en
waarbij vergeleken de hoeveelheid drek die alle religies
tesamen ten toon spreiden slechts een schamel hoopje zal
blijken te zijn.

Wendt uw hoofd af van dit pamflet, dat de schrijver tot zulke
ongelukkige inzichten bracht, dat hij alleen nog maar wil
leven en al het andere enkel nog als middel ziet om dit te
bereiken.
Wendt uw hoofd af gij filosoof, doordat gij de twijfel
verklaarde aan het gezonde verstand is het voor altijd besmet
met het virus dat gij wijsheid noemt.
Wendt uw hoofd af gij godsdienstwaanzinnige. Gij hebt dienst
genomen in het verkeerde leger, omdat per definitie elk leger
verkeerd is, het vecht immers voor de algemene zaak, terwijl
deze letters slechts bedoeld zijn voor deserteurs en andere
lafhartige geesten die de zaak niet dienen.
Wendt uw hoofd af gij estheet, die beweert dat over smaak valt
te twisten, want wordt niet gezegd dat hij geen smaak heeft
omdat ie niet de smaak van anderen heeft.
Wendt uw hoofd af gij gewetenloze sukkel, die enkel weet dat
zijn raketten richting geluk worden gelanceerd maar nooit de
durf had te doorgronden waarom.

Voor eenieder die er niets van begrepen heeft de laatste waar-
schuwing: de herhaling. Wendt uw hoofd af, want de woorden die
komen, zullen zijn als de klanken die de muren van Jericho
ineen deden storten. Ze zullen de muren die u zo zorgvuldig om
u heen bouwde om uw rijk te beschermen, verpulveren en u in uw
werkelijke gedaante tonen: naakt!

In mijn gevechten tegen dromen en waandenkbeelden kwam ik
mezelf steeds weer tegen, o ongenadige ik die ik toen was.
Maar van al die strijd leerde ik een ding, het waren de
beelden waartegen ik vocht, beelden die ik niet los kon laten
omdat ik ze moest verpletteren met mijn idealen. En hierin lag
mijn ontdekking die ik groter acht dan die van Columbus, omdat
hij namelijk niet in kaart te brengen valt. Maar genoeg over
deze erg schamele vergelijking. Terug naar het slagveld waar
ik met mijn verouderde wapens vocht tegen beelden. Door een
enorme inspanning- het bedenken van de Koran was er niets bij-
heb ik stand kunnen houden, terug kunnen vechten en ben ik nu
zelfs in staat om erom te lachen.

Het eerste gedeelte van dit pamflet draag ik op aan jou,
"IDEE", o wonderschone abstractie die geen enkele levende ziel
zich verbeelden kan en waarvoor velen zich schaamteloos lieten
meesleuren naar de onpeilbare diepten van de hel.

Uren lang staar ik nu al omhoog naar jou, o prachtige ideeen-
hemel waaruit zoveel grote geesten hebben geput. Je muziek is
zo troebel maar toch zo verfijnd. Maar waarom schijn je zo
helder te zijn als het gaat om je aard. Is het misschien
doordat jij, mens, ondoorgrondelijk bent? Nee! Natuurlijk
niet, hoewel je het graag zo zou doen lijken. Jij, mens, als
het duister en de idee als het licht dat jou gidst naar het
rijk der vredige schoonheid. Wat een onzin! Want het is door
dat soort geloof dat jij, van vlees en bloed, in slaap wordt
gewiegd en voordat je het weet ben jij- of de resten die er
voor doorgaan- beland op het kerkhof van de werkelijke rust,
hoe lawaaiierig het daar ook wezen mag.

Nee IDEE, ik heb je doorschouwd, jij wilt maar een ding:
ernst!
Ja, jij wilt dat men jou op handen en voeten draagt, en dat de
sukkels jou nemen voor iets wat je in werkelijkheid niet bent:
namelijk serieus.
Sinds mijn kennis tot deze oneindige hoogte is gestegen, weet
zelfs ik waar het zelfs bij de grootste geesten aan schortte:
men kent hun idealen. Daarom zal ik mijn naam niet nalaten en
is mijn oordeel over U IDEE, o stralende doortraptheid, niet
vernietigend, want zoals U mij nodig heeft, heb ik U nodig om
te komen tot een ontplooiing waarbij de schepping slechts een
woord bleek te zijn.
Het tweede gedeelte van dit pamflet draag ik op aan jou BEELD,
mijn vermeende vijand op weg naar het opperste geluk.

Het was in de tijd dat ik de aard van mijn wapens had
doorzien, dat ik besloot mijn schreden te richten richting
hoofdstad, deze broeihaard van spanning, om daar kennis te
gaan maken met het visuele genot van de chaos.

O, jij prachtige beeldenstroom, eenieder die jou aanschouwt
wordt meegesleurd naar een onbekend land waar hij zich meester
voelt. Ja, jou aanzien schenkt de menselijke soort dat hoogste
genot, dat alleen vergelijkbaar is met dat van een moeder die
pas een kind geworpen heeft, het een aframmeling geeft om het
dan met liefde te omarmen en gerust te stellen.

Maar wat zie ik daar, een meisje plakt een plaatje van
zichzelf en een jongen- waarschijnlijk een vriendje- in een
boek. Jij verzamelt harde beelden uit de stroom, jij
sukkeltje, jij kleine spaarder van je herinneringen, wat
verwacht je er wel niet van: rente na je dood? Ik geloof dat
ik me weer laat gaan, en afdwaal van de kern van mijn betoog,
want het verhaal draait om jou, jij kleine glibberige
aardworm, die enkel de verukkelijke beeldenstroom kan
verkrachten, door in haar snede te kruipen en er alleen winst
uit te peuteren en deze vervolgens op te slaan in immense
pakhuizen, om haar uiteindelijk te laten verrotten met als
enige hoop dat er sukkels na jou komen, die nog iets zien in
die stinkende troep.


"Genoeg, genoeg, genoeg", schreeuwde de vrouw, toen haar man
zich al weer voor de vierde keer die week vergaapte aan de
beelden van een voetbalwedstrijd. Vroeger droomde hij er nog
wel eens van om een groot sportman te zijn, net zoals vele
jeugdigen ervan dromen om eens een ster te zijn. Maar nu is
hij oud en wijs en als realist weet hij zijn plaats in de
machinerie van eenzijdige berusting. Hoewel zijn vrouw nog
altijd blijft dromen van die prachtige beelden van platgedrukt
geluk die hangen langs de weg van haar dagelijkse bestaan.
Maar eens te meer waarschuw ik jullie van de menselijke soort,
stol niet de beelden van wat je zou kunnen zijn, want voordat
je het weet ga je je eraan hechten, kan je er geen afstand
meer van doen, en wordt je zoals de koning die weigert afstand
te doen van zijn troon, ondanks dat hij weet dat zijn macht
gebroken is, door het volk of wat daarvoor doorgaat, omdat hij
gelooft dat hij de troon is, en desnoods liever met de dood
betaalt dan met zijn troon, zijn zijn!

Een vriend waarvan ik de naam niet zal noemen, zei tegen mij:
"Ach laat die sukkels toch, ze zijn hoogst amusant, waarom zou
je medelijden met ze hebben." Deze woorden deden me lachen
als een hyena die zopas een prooi veroverd heeft, want hiermee
bewees "die vriend" tot hetzelfde rijk te behoren dat hem zo
... amuseerde. Hij had namelijk niets van mijn betoog
begrepen. Wat had ik een lol, ik voel het nu nog in mijn
kaken.

Mijn voorafgaande overpeinzingen sleurden me mee naar de twee
enige krachten die het slachtveld der mensen beheersen. Ja jij
IDEE en jij BEELD jullie hebt de handen voorgoed ineen
geslagen om onder de mensen waarheid, leugen en alle overige
onzin eeuwig te laten circuleren.

Gelukkig begrijp ik jullie maar al te goed, als individuen
hebt jullie de voorafgaande eeuwen steeds meer moeten inboeten
aan kracht, omdat jullie strijd onderling steeds heviger werd
en opdat jullie elkander niet totaal zoudt vernietigen, hebt
jullie een pact gesloten, waar de zaligheid van afdruipt,
zoals de biechtvader die bij het horen van een gedetailleerde
biecht van een jongetje dat voor het eerst de geslachtsdaad
met een geit beleeft, overmand wordt door zo een zalig gevoel
dat hij de hand aan zichzelf slaat. Ja, jullie geweldige
hypocrisie geeft jullie een glans die zelfs de hoogste
bergtoppen nooit zullen bereiken.
Maar o wee, o wee! ik bezing jullie natuurlijk niet voor
niets, want ik wil jullie een pact met mij voorstellen: wij
drieen als nieuwe drie-eenheid. Stel je voor jij IDEE, o
geweldige abstractie, en jij BEELD, o kleurrijke oase, en ik,
mens van vlees en bloed, trekken niet meer tegenelkaar ten
strijde maar samen. Wij als nieuwe drie-eenheid, niet alleen
heilig, maar ook werelds, tegen alle sukkels of zij die het
wensen te zijn; ik berijd de potvissen der geestelijke en
materiele zeeen en jaag op de sukkel met het enige wapen dat
hem in zijn waarde laat: de harpoen der stupiditeit.



Ik trad het kleine kamertje van Raskolnikow binnen, en daar
zaten ze, op het bankje dat me al zo gedetailleerd beschreven
was. IDEE en BEELD, ze hadden gehoor gegeven aan mijn oproep.
Hun uiterlijk viel enigszins mee. BEELD had het ontstellende
uiterlijk van ..., maar laat ik me op dit moment niet te
buiten gaan aan uitwijdingen, waarvan jij, oppersukkel in
wording, in de toekomst wellicht zelf nog het genoegen kunt
smaken.
IDEE nam hondsbrutaal het woord: "BEELD en ik zijn het eens,
een pact met ons is mogelijk, maar dan moet je wel onze
persoonlijke condities vervullen. Mijn conditie luidt: je moet
elke vorm van liefde jegens je medemens, BEELD en mij
afzweren." "En mijn conditie is ", sprak BEELD met de stem van
een gecastreerde engel, "dat je mijn potentie in alle koelheid
verkracht." Ik knikte met de vanzelfsprekendheid van een hoer,
die na met haar klant geslapen te hebben het vooraf
vastgestelde bedrag incasseert. Verliet de kamer en besteeg
mijn furie.
Gewapend met mijn gouden lans trok ik met mijn beschimmelde
ros door de maagdelijke hemel op zoek naar het kloppende hart
der liefde; ik gaf mijn ros de sporen om mijn tempo te
verhogen; en daar zat zij, ze keek mij lachend aan, o liefde,
o prachtige verleiding, jij die bezongen werd in duizenden
po‰men, en die zich voordeed als het laatste heilmiddel in
deze hoog technologische samenleving. Nu ik je ware gezicht
zie, zal ik je niet vernietigen, want je gezicht is leeg en
waarschijnlijk nooit gevuld geweest. Nu, ik zal je alleen
laten met je gevoelens, je geluk.
En alras trok ik verder om mijn tweede daad te volbrengen.
Maar wat is dat! Een hypermodern beeldscherm kruist mijn pad;
wat een buit als ik een sukkel zou zijn geweest. Met een tikje
van mijn lans versplinterde ik dat apparaat dat zovelen van de
menselijke soort begeren. Steeds vaker duiken ze op, maar het
kost mij net zo weinig moeite als ademen om ze te vernietigen.
en zo laat ik een spoor van vernietiging na in het hemelrijk
der verwrongen geneugten.

Daar lag hij dan op het prachtige groene gras, in de gedaante
van de anti-sukkel, reusachtig stuk afgrijzen, dat zelfs mij
voor een moment deed huiveren. Zijn hoofd leek wel een bunker
die het tijdens een bombardement zwaar te verduren had gehad,
maar uiteindelijk toch had stand gehouden. Zijn lichaam leek
op een gigantische rollade die bijelkaar gehouden werd door
enorme wurgkettingen. Van benen of armen was nauwelijks
sprake, het leken vieze glibberige wormpjes vergeleken bij de
rest van zijn lichaam. Zijn geslachtsdeel torende hoog boven
zijn lichaam uit, het ding zag er nog erger uit dan de toren
van Babel, want elke beklimmer van dat ding zou niet alleen
een andere taal gaan spreken, maar uberhaupt niet meer tot
iets komen dat op taal zou lijken. En mijn taak was het de
potentie van dit ... monsterlijke voorwerp te verkrachten. Ha,
ha verkrachten, ik moest lachen, steeds harder, ik raakte in
een lachstuip, ik stak het voorwerp blijkbaar aan, want hij
bulderde het ook uit. Totdat ik opeens als een bliksemschicht,
het ding strak en superieur aankeek, het huiverde als een kind
dat wordt betrapt tijdens het onaneren. En binnen een seconde
kwam zijn gigantische penis, die tot aan een andere hemel moet
hebben gereikt, naar beneden en ik ontweek het ding met de
behendigheid van een mug waarop een aanslag wordt gepleegd. Ik
zag met groot genot de ineenstorting van dit bolwerk van
potentie. Toen ik me omkeerde zag ik BEELD en IDEE ruiterlijk
zittend op hun schimmels. Ik besteeg mijn ros en gezamenlijk
daalden wij af naar de aarde.


Geachte lezer, u die mijn verhaal onderschrijft denkt
misschien dat hij nu tot het illustere gezelschap van de
oppersukkels kan toetreden, maar niets is minder waar. U lezer
mag zich enkel oppersukkel noemen wanneer u vijfentwintig
pieken stort op bankrekeningnummer 47.31.62.334 onder
vermelding van oppersukkel.





More information about the Syndicate mailing list